Eigenschappen van object

In het Eigenschappenvenster kan je volgende eigenschappen bepalen:

Zichtbaarheid

Je kunt in het Tekenvenster op verschillende manieren objecten tonen of verbergen

  • Met de knop Tool Show Hide Object.gif Object tonen / verbergen.

  • Open het Context Menu en selecteer het item Tool Show Hide Object.gif Object tonen om de status van het object te wijzigen.

  • In het Algebra venster, toont het icoon links van elk object de huidige status (zichtbaar of verborgen). Door te klikken op het icoon van een object verander je zijn status.

  • Je kunt ook de knop Tool Check Box to Show Hide Objects.gif Aanvinkvakje gebruiken om een of meerdere objecten al dan niet te tonen.

Om een object onzichtbaar te maken in het Algebra venster kan je er een hulpobject van maken.

Gefixeerde objecten

Via het Eigenschappenvenster kan je een object fixeren. Gefixeerde objecten (zowel vrije als hulpobjcten) kan je niet verplaatsen, herdefiniëren of verwijderen.

Vulling

Gesloten Krommen en Regio’s (zie Meetkundige Objecten) kan je vullen via de tab Stijl van het Eigenschappenvenster. Er zijn meerdere mogelijkheden:

Standaard

Vult het object op met de kleur, bepaald in de tab Kleur. Dezelfde kleur wordt gebruikt voor de begrenzing van het object. In de tab Stijl kan je de doorschijnendheid bepalen. Kegelsneden hebben standaard als doorschijnendheid 0. Dit betekent dat ze transparant zijn.

Arceren

Het object wordt gearceerd. Je kunt de hoek en de afstand van de arceerlijnen bepalen. De dikte van de lijnen is dezelfde als deze van de begrenzing.

KruisArcering

Het object wordt kruiselings gearceerd onder een hoek van 0° of 45°. Je kunt ook de afstand tussen de lijnen bepalen. De dikte van de lijnen is dezelfde als deze van de begrenzing.

Schaakbord

Vult het object op met een schaakbordpatroon onder een hoek van 0° of 45° . Je kunt de hoogte van de vierkanten bepalen.

Stippen

Vult het object op met een patroon met stippen. Je kunt de afstand tussen de stippen bepalen.

Honinggraat

Vult het object op met een honinggraatpatroon. Je kunt de afstand tussen de cellen bepalen.

Baksteen

Vult het object op met een baksteenpatroon. Je kunt de hoeken en de grootte van de stenen bepalen.

Weaving

Vult het object op met een weefpatroon onder een hoek van 0° of 45° . Je kunt de fijnheid van het weefsel bepalen.

Geavanceerde eigenschappen

Meer over geavanceerde eigenschappen als Dynamische kleuren en Voorwaardelijke zichtbaarheid vind je terug op de pagina Geavanceerde functies.