Max Commando

Max( <Lijst> )

Geeft het grootste getal van de lijst.

Max( <Interval> )

Geeft de bovengrens van het interval.

Max( <Getal>, <Getal> )

Geeft het maximum van beide getallen.

Max( <Functie>, <Start x-Waarde>, <Eind x-Waarde> )

Berekent het maximum van een functie over het gegeven interval. De function moet continu zijn en slechts één maximum hebben in het interval.

Max( x^3 + 2x^2 - 1, -2, 0) creëert het punt (-1.33, 0.19).

Max(12, 15) geeft 15.

Max(2 < x < 3) geeft 3.

Max({-2, 12, -23, 17, 15}) geeft 17.

Voor veeltermfuncties is het commando Extrema aangewezen.

Open en gesloten intervallen worden op dezelfde manier behandeld.

Wanneer de lijst bestaat uit andere objecten dan vergelijkt het commando de getallen die bij deze objecten horen. Met bijvoorbeeld een lijst van lijnstukken zal het commando Max( <Lijst> ) het lijnstuk geven met de grootste lengte.

CAS venster

Max( <Lijst> )

Geeft het grootste getal van de lijst. \{\{note| 1=Zie ook de commando’s Extrema en Min

Max( <Getal>, <Getal> )

Geeft het maximum van beide getallen.

Max(12, 15) geeft 15.

Max({-2, 12, -23, 17, 15}) geeft 17.