Afbeelding invoegen Macro
Met deze knop kan je een afbeelding invoegen in het Tekenvenster.
- Bepaal eerst de positie van de afbeelding. Dit kan je op twee manieren
-
-
Klik in het Tekenvenster op de gewenste plaats om de linker onderhoek te bepalen.
-
KLik op een bestaand punt om dit aan te duiden als linker onderhoek van de afbeelding.
-
In een dialoogvenster kan je in de bestandsmappen van je computer de gewenste afbeelding selecteren.
Na het selecteren van de knop Afbeelding invoegen, kan je met de toetsencombinatie /Sjabloon:KeyCode.adoc[Sjabloon:KeyCode]-klik een afbeelding rechtstreeks van je klembord in het Tekenvenster plakken. |
Transparante [w:nl:Graphics_Interchange_Format] en [w:nl:Portable_Network_Graphics] bestanden worden ondersteund, maar png-bestanden moet je eventueel eerst in een grafisch programma zo aanpassen dat ze een alfa-kanaal hebben. |
Eigenschappen van afbeeldingen
De positie van een afbeelding kan absoluut zijn op het scherm, of relatief t.o.v. het coördinatensysteem. Deze keuze kan je maken in de tab Basis van het Eigenschappenvenster van de afbeelding.
In de tab Positie van het Eigenschappenvenster kan je tot drie hoekpunten van de afbeelding vastleggen. Dit geeft je de mogelijkheid om afbeeldingen te herschalen, roteren en zelfs te vervormen. (zie ook het commando Hoekpunt ).
-
Hoekpunt 1: positie van de linker onderhoek van de afbeelding
-
Hoekpunt 2: positie van de rechter onderhoek van de afbeelding
Dit hoekpunt kan je maar bepalen als het eerst hoekpunt 1 bepaalde. Het bepaalt de breedte van de afbeelding. |
-
Hoekpunt 4: positie van de linker bovenhoek van de afbeelding
Dit hoekpunt kan je maar bepalen als het eerst hoekpunt 1 bepaalde. Het bepaalt de hoogte van de afbeelding. |
Creëer drie punten A, B, en C om het effect van hoekpunten na te gaan.
-
Definieer A als het eerste en B als het tweede hoekpunt van de afbeelding. Door A en B te verslepen kan je hun invloed nagaan.
-
Verwijder nu punt B als tweede hoekpunt. Definieer A als het eerste en C als het vierde hoekpunt en ga na hoe het verslepen van de punten de afbeelding beïnvloedt.
-
Definieer nu de drie punten als hoekpunten en ga na hoe ze de afbeelding beïnvloeden.
Om een afbeelding vast te hechten aan een punt A en ze en een breedte 3 en hoogte 4 te geven, doe je het volgende:
-
Definieer hoekpunt 1 als A
-
Definieer Hoekpunt 2 als A + (3, 0)
-
Definieer Hoekpunt 4 als A + (0, 4)
Wanneer je nu het punt A versleept, merk je dat de afmeting van de afbeelding niet verandert. |
In de tab Basis van het Eigenschappenvenster kan je een afbeelding definiëren als een Achtergrond afbeelding. Een achtergrondafbeelding ligt achter de coördinaatassen en kan je niet meer selecteren met de muis.
Je kunt deze instelling terug wijzigen in het Eigenschappenvenster. Selecteer Eigenschappen… in het menu Bewerken om het dialoogvenster te openen. |
Je kunt ook de Ondoorschijnendheid van een afbeelding wijzigen om objecten zichtbaar te maken die achter de afbeelding. In de tab Stijl van het Eigenschappenvenster kun je een Vulwaarde ingeven tussen 0 % en 100 %.